Soorten implantaten
Er zijn verschillende soorten implantaten, allemaal met verschillende functies. De meeste zijn van titanium, een lichaamsvriendelijk metaal dat goed vastgroeit in levend bot. Welk soort en hoeveel implantaten u ingeplant krijgt, hangt onder andere af van hoeveel tanden u mist, de breedte en de dichtheid van uw kaakbeen, en de prothese die aan de implantaten vast moet komen.
Een natuurlijke tand bestaat uit een kroon en een wortel. Een implantaat is een kunstwortel in de vorm van een schroef. De kunstwortel wordt operatief vastgezet in het kaakbot waarin hij stevig vastgroeit. Dat ingroeien duurt -afhankelijk van de situatie- zes tot twaalf weken. Het implantaat biedt houvast voor een kroon, brug of klikgebit. Na een tijd groeien bot, kaak en implantaat samen tot één geheel. Voor een implantaat hebt u stevig kaakbeen nodig. Als uw kaakbeen te smal is, kan er bot op geënt worden.
Welk implantaat voor u het meest geschikt is, hangt af van de situatie:
- Ontbreekt er maar één tand? Dan zet uw tandarts op het implantaat een kroon.
- Mist u meer tanden? Dan voorziet uw tandarts de implantaten van een vastzittende brug: een niet-uitneembare vervanging van één of meer ontbrekende tanden.
- Hebt u helemaal geen eigen tanden meer? Dan krijgt u ofwel een uitneembare overkappingsprothese die vastgeklikt wordt op -meestal twee tot vier- implantaten per kaak, OF een vaste brugconstructie op -meestal vier tot acht- implantaten per kaak.